direct naar inhoud van 2.5 Gemeentelijk beleid
Plan: Nieuw-Amsterdam en Veenoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009020-0701

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Ruimtelijk / economisch beleid
2.5.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie, door de raad vastgesteld op 22 september 2009, is een ruimtelijk raamwerk waarin de afstemming tussen functies, gebieden en plannen plaatsvindt. De belangrijkste uitgangspunten en ontwikkelingsprincipes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen bestaan uit "kwaliteit voor kwantiteit" en "keuze voor een duurzame inrichting van de ruimte".

De Structuurvisie 2020 schetst de ruimtelijke structuur aan de hand van een aantal hoofdthema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Elementen uit de structuurvisie die van toepassing zijn op het plangebied zijn:

2.5.1.2 Ruimtelijke waardenkaart

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Structuurvisie is een Ruimtelijke Waardenkaart ontwikkeld. De Ruimtelijke Waardenkaart omvat een drietal kaarten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0005.png"

Figuur: ruimtelijke aspecten

  • I. ruimtelijke aspecten, welke weergeven;
  • macroreliëf/steilrand
  • beekloop/beekdal
  • escomplex
  • brinkdorp
  • lintdorp/veendorp/nederzetting op zandopduiking
  • kanaal
  • monumentale kanaal-en laanbeplanting
  • overige beplanting

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0006.png"

Figuur: visuele aspecten

II. visuele aspecten, welke weergeven;

  • robuuste ruimte hoogveenoontginning
  • essentiële zichtlijn
  • veenrestant

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0007.png"

Figuur: elementen

III. elementen, welke weergeven;

  • woontoren Emmerhout
  • molen
  • monumentale kerk
  • bos
  • sluis
  • bijzondere brug
  • industiëel erfgoed
  • ja-knikkers
  • hunebed
  • voormalig tempelcomplex
  • schans(aanwezig -en afwezig)
  • archeologische vindplaats
  • veendijk
  • veenpad
  • markengrens
  • smalspoor
2.5.1.3 Veiligheid

In de structuurvisie is opgenomen dat Bevi inrichting uitsluitend zich mogen vestigen op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en Vierslagen. Buiten deze gebieden mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations, deze vormen een uitzondering in die zin dat hiervoor per locatie een beoordeling zal worden gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. In hoofdstuk 3 wordt in de fysieke veiligheidsparagraaf nader ingegaan op dit beleid (indien van toepassing)

2.5.1.4 Beleidsnotitie "Bouwen in de linten"

Op 7 juli 2005 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten" vastgesteld. De beleidsnotitie geeft het onderzoek weer naar de ruimtelijke kaders en criteria die bij de beoordeling van verzoeken tot incidentele woningbouw in de linten moeten worden gehanteerd. In de beleidsnotitie is een balans gezocht tussen het incidenteel toevoegen van woningen enerzijds en het behoud van de waarde en karakteristiek van het landschap anderzijds.De ruimtelijke criteria zijn ook vertaald in kaarten. In de eerste plaats is bepaald wat de begrenzingen van de kernen zijn en wat de linten binnen en buiten de kernen zijn.

Het grootste oppervlak van de gemeente bestaat uit het buitengebied met hierbinnen gelegen de buitendorpen en de lintbebouwingen. Veel van de buitendorpen zijn ontstaan vanuit een lintbebouwingstructuur. Door dorpsuitbreidingen buiten de lintstructuur hebben de dorpen zich ontwikkeld tot geconcentreerde kernen. Soms zijn er in de centra nog delen van de lintbebouwingstructuur te herkennen. Echter, vaak hebben verdere verdichting van bebouwing en een toename van centrumgebonden functies er voor gezorgd dat er gebieden zijn ontstaan met een nieuwe identiteit die niet meer te vergelijken zijn met de oorspronkelijke situatie.

Aan de randen van het dorp zijn de linten nog herkenbaar. Ze lopen vanuit de kern over in het buitengebied. Ze hebben zowel banden met de aangrenzende kern als met het omringende buitengebied. Voor wat betreft de ruimtelijke ontwikkeling binnen lintbebouwingen ligt hier ook de moeilijkheid; enerzijds is er de duidelijke band met de kern waardoor het logisch lijkt ook binnen het lint het dorp uit te breiden. Anderzijds is er de zeer herkenbare relatie met het buitengebied, dat vaak tot diep in het lint doordringt.

De combinatie van het wonen en een herkenbare landelijke omgeving mag niet zonder meer verstoord worden door het verdichten van het lint. Want op deze manier kan de verhouding tussen de bebouwing en het buitengebied volledig uit balans raken.

Ruimtelijke criteria

Onderscheid linten binnen en buiten de kern

Eerst is bepaald welke lintbebouwing deel uitmaakt van de geconcentreerde dorpskern. Bepalend voor de vaststelling van de begrenzing van de kernen zijn geweest:

  • Mate van aaneengeslotenheid van bebouwing;
  • Functies van de bebouwing en gronden;
  • Bestemmingsplangrenzen;
  • Ruimtelijke plannen (provinciaal, gemeentelijk);
  • Dorpsuitbreiding(en -mogelijkheden).

Linten binnen de kern

Binnen de kernbegrenzingen zijn de nog herkenbare linten door de jaren heen al sterk verdicht. De ruimtelijke gevolgen van het opvullen van nog bestaande open plekken in deze linten zijn beperkt. Daarom is incidentele woningbouw op deze plekken in beginsel aanvaardbaar (met inachtneming van de in hoofdstuk 8 beschreven overige criteria).

Linten buiten de kern

Vaak kenmerkend voor de linten buiten de kernbegrenzingen is de relatie met het buitengebied, waarbij onbebouwde ruimten binnen een lint een belangrijke functie hebben. Vaak zijn deze gebieden naast onbebouwd ook onbeplant waardoor een goed zicht op het achterliggende landschap wordt verkregen. Ook andere omgevingskwaliteiten spelen een rol bij de verbondenheid met het buitengebied, zoals;

  • Ruime verkavelingstructuur;
  • (Deels) Omringend landelijk gebied;
  • Bebouwingssamenstelling:
  • Verbonden met het landelijke gebied (boerderijen, molens);
  • Refererend aan de ontstaansperiode van de omgeving (boerderijen, arbeiderswoningen, villa's).

In de linten buiten de kern moet steeds een afweging gemaakt worden tussen enerzijds het belang van de dorpskern (woonbehoefte, draagvlak voor voorzieningen, etc) en anderzijds het landschappelijke belang. Deze notitie heeft een helder ruimtelijk criterium ontwikkeld, zodat aan beide belangen tegemoetgekomen kan worden. De notitie maakt hiervoor onderscheid tussen dorpsgerelateerde- en landschapsgerelateerde linten. De aanwezigheid van onbebouwde ruimten definieert voor een belangrijk deel de grens tussen deze twee soorten lintbebouwing. Dorpsgerelateerde linten zijn uitlopers van de dorpskern. De ruimtelijke relatie met de dorpskern is nog voldoende sterk, door de bebouwing die men of meer ononderbroken in elkaar overloopt. In een dorpsgerelateerd lint is een open ruimte (inclusief eventueel aanwezige buitengebied gerelateerde bebouwing als een boerderij of landbouwschuur) nooit breder dan honderd meter. De maat van honderd meter tussen bebouwing is gekozen, omdat men vanaf deze afstand de bebouwing als onderbroken gaat beleven.

Daar waar de woonbebouwing onderbroken wordt door een open en/of agrarisch bebouwde ruimte van honderd meter of meer wordt alles wat zich aan bebouwing na deze onderbreking bevindt als landschapsgerelateerd lint beschouwd. In enkele gevallen is ook gekeken naar de fysieke afstand van het lint tot de kern, de aanwezigheid van (voormalige) agrarische bebouwing in het lint, de dichtheid van de bebouwing en de aanwezigheid van open ruimten in het lint voor het definiëren van het landschapsgerelateerde lint.

Op onderstaande kaart "Benadering lintbebouwing" is aangegeven of bebouwing in de linten behoort tot een dorpskern, dorps- of landschapsgerelateerd lint of het buitengebied. De daadwerkelijke situatie in peiljaar 2004 is maatgevend voor de definiëring van deze begrenzingen. Met andere woorden, veranderingen in de lintstructuur na 2004 zijn niet meer van invloed op de op onderstaande kaart aangeduide begrenzingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0008.png"

Figuur: Lintbebouwing, een schakel tussen dorpskern en buitengebied

Dorpsgerelateerde linten

Voor het karakter van het dorpsgerelateerde lint is het belangrijk dat deze als overgangszone behouden blijft, ook omdat het een bepalende opmaat vormt naar het landschap. Onbebouwde ruimten (vaak doorzichten) van 40 meter en meer in het dorpsgerelateerde lint zelf dienen onbebouwd te blijven om de relatie met het buitengebied te behouden (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0009.png"

Figuur: Behoud van open ruimten van 40 tot 100 meter

De onbebouwde ruimten van 40 meter en minder in het dorpsgerelateerde lint komen in principe voor incidentele nieuwbouw van woningen in aanmerking. Afhankelijk van het algemene beeld van de verkavelingstructuur in het lint is dit een maat die met één of twee woningen bebouwd zou kunnen worden. Dergelijke incidentele inbreidingen worden beschouwd als opvullingen binnen de bestaande bebouwingsstructuur. (zie onderstaande figuur)

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0010.png"

Figuur: Open ruimte tussen lint en kern minder dan 40 meter

De relatie tussen het lint en het landschap of het karakter van het lint als overgangszone wordt hiermee over het algemeen niet onevenredig verstoord. In bijzondere gevallen kan wel sprake zijn van onevenredige verstoring en is nieuwe woningbouw niet gewenst, zoals:

De locatie geeft door zijn ligging ten opzichte van de omgeving een waardevol doorzicht op het achtergelegen landschap;

De locatie maakt ruimtelijk onderdeel uit van een complex en kan daar niet los van gezien worden. Voorbeelden zijn het erf van een boerderij of de tuin van een villa.

Landschapsgerelateerde linten

Wanneer de afstand tussen bebouwing (buitengebied gebonden bebouwing als boerderijen en landbouwschuren niet meegerekend) meer dan 100 meter gaat bedragen, is sprake van een landschapsgerelateerd lint (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0011.png"

Figuur: Open ruimte meer dan 100 meter: landschapsgerelateerd lint

De relatie met het buitengebied of het landschap in landschaps-gerelateerde linten is ruimtelijk bezien sterker dan de relatie met de dorpskern. Het toevoegen van woonbebouwing ondermijnt deze relatie met het buitengebied; vroeg of laat wordt de bebouwing overheersend ten opzichte van het landschap. De landschapsgerelateerde linten kunnen als deelgebied van het buitengebied worden opgevat; het toevoegen van nieuwe woningen is niet gewenst.

Afhandeling van verzoeken tot incidentele nieuwbouw in linten

De gemeente zal bij ieder verzoek om vrijstelling (of wijziging van het bestemmingsplan) afwegen of medewerking kan worden verleend. Deze kan in principe alleen verleend worden indien aan de ruimtelijke criteria als genoemd in deze beleidsnotitie is voldaan. Verder dient ieder woningbouwverzoek altijd te worden getoetst aan de overige criteria die in hoofdstuk 8 worden genoemd, bijvoorbeeld:

  • De locatie is gelegen binnen de milieuzonering vanuit een nabijgelegen bedrijf. Hierbinnen mogen zich geen milieugevoelige functies als woningen bevinden;
  • De locatie maakt deel uit van een (beschermd) natuurgebied en/of groenstructuur dat niet verstoord mag worden;
  • Het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid staat geen verdere uitbreiding van het aantal woningen binnen de kern toe;
  • Opvulling van de locatie levert een verkeersonveilige situatie op.

Het is mogelijk dat in de loop van de tijd meer criteria een rol gaan spelen, als gevolg van nieuwe Europees-, nationaal-, provinciaal- of gemeentelijk beleid of wetgeving. Uiteindelijk wordt er per locatie een integrale ruimtelijke afweging gemaakt die de grondslag vormt voor het toekennen of afwijzen van een verzoek tot nieuwbouw van een woning in een bouwlint. Als vervolgstap is voor de linten buiten de kernen bepaald welke delen onlosmakelijk met het landschap zijn verbonden en welke delen met de kern zijn verbonden. De linten kunnen worden onderverdeeld in "landschapsgerelateerde linten" en in "dorpsgerelateerde linten".

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0013.png"

Figuur: Uitsnede: benadering lintbebouwing

De huidige situatie Van Nieuw-Amsterdam en Veenoord is niet veranderd ten opzichte van de situatie tijdens het opstellen van de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten". Er is dus geen reden om af te wijken van het gestelde in de beleidsnotitie "Bouwen in de Linten".

2.5.1.5 Initiatief structuurvisie Nieuw-Amsterdam (centrum)

Een aantal partijen heeft begin februari 2010 het college aangeschreven met het verzoek om mee te werken aan het initiatief om het centrumgebied onder de loep te nemen. Men wil samen met de gemeente een proces ingaan om te komen tot een structuurvisie voor het centrumgebied. De brief is ingediend door de Handelsvereniging Nieuw-Amsterdam/Veenoord, Plaatselijk Belang Nieuw-Amsterdam/Veenoord, Standby bouwgroep BV en GPH-groep BV. Vervolgens is op 7 april 2010 een gesprek gevoerd met deze partijen, andere betrokkenen en de wethouder RO, de heer Sleeking over de rol van de gemeente in dit proces.

De gemeente staat welwillend tegenover dit intiatief om te komen tot een structuurvisie voor het centrumgebied. Deze visie dient economisch uitvoerbaar te zijn, wat zal worden onderbouwd in het uitvoeringsdeel van de visie. Dit bestemmingsplan regelt in de eerste plaats de bestaande situatie. Na vaststelling van de structuurvisie kan in een nieuw plan de nieuwe gewenste situatie worden vastgelegd, in het bijzonder voor het centrumgebied.

2.5.2 Verkeersbeleid

Er wordt gewerkt aan een nieuw Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP). Volgens de huidige planning zal deze in de loop van 2011 worden vastgesteld.Verder werkt de gemeente Emmen aan nieuw parkeerbeleid.

In het vigerende GVVP uit 2000 wordt aangegeven dat Emmen zich richt op uitbouw van haar functie als bovenregionaal verzorgingscentrum in een grensoverschrijdende regio. De goede bereikbaarheid van alle voorzieningen is de motor voor economische ontwikkelingen. Daarnaast is het duurzaam en veilig inrichten van woon- en verblijfsgebieden in de gemeente Emmen een speerpunt. Bij het wegennet wordt onderscheid gemaakt in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

De gemeente Emmen ondersteunt, net als bijna alle andere wegbeheerders van Nederland, de uitgangspunten van "Duurzaam Veilig". Dit is met het ondertekenen van een landelijk convenant bekrachtigd. Duurzaam Veilig is een systeem-benadering met als doel om een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen en onzeker gedrag te voorkomen.

In het plangebied liggen gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Een gebiedsontsluitingsweg heeft als functie een gebied op veilige wijze te ontsluiten. De maximale snelheid is buiten de bebouwde kom 80 km/uur en binnen bebouwde kom 50 km/uur of 70 km/uur. De wegvakken hebben een doorstroomfunctie en de gelijkvloerse kruispunten hebben als functie het uitwisselen van verkeer met de zijwegen. De zijwegen zijn meestal wegen met een lage doorstroomfunctie zoals erftoegangswegen.

Een erftoegangsweg heeft als functie het veilig toegankelijk maken van de percelen in verblijfsgebieden. De maximale snelheid is 30 km/uur binnen bebouwde kom en 60 km/uur buiten de bebouwde kom. Op de erftoegangswegen rijdt veel langzaam verkeer gemengd met gemotoriseerd verkeer. Er zijn erftoegangswegen met een grotere verkeersfunctie en deze wegen worden erftoegangsweg A genoemd. De erftoegangsweg A dient als verzamelweg binnen een verblijfsgebied of bedrijventerrein en vormt een overgang tussen de gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangswegen met 30 km/uur. Op een erftoegangsweg A is het uitgangspunt dat de maximum snelheid 50 km/uur bedraagt. Plaatselijk kan terug worden gegaan naar 30 km/uur.

2.5.3 Recreatiebeleid

In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente Emmen vastgesteld. Deze kadernota geeft aan hoe de gemeente Emmen aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR). De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente Emmen het facetbestemmingsplan "Kleinschalig kamperen gemeente Emmen" opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. In dit bestemmingsplan is geen camping gevestigd waar kleinschalig wordt gekampeerd. Wel kan een camping gerealiseerd worden via een in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheid. De bepaling uit het facetbestemmingsplan zijn één op één opgenomen in dit bestemmingsplan.

De gemeente Emmen heeft in december 2009 nieuw beleid opgesteld ten aanzien van Bed & Breakfast accomodaties. Dit beleid is gericht op de volgende punten;

  • Bed & Breakfast voorzieningen betreft een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit welke ondergeschikt is aan de (agrarische) hoofdfunctie wonen.
  • Bed & Breakfast voorzieningen worden gerund door de hoofdbewoner.
  • Omvang en schaal van de activiteit zijn zodanig dat slechts beperkt inbreuk wordt gemaakt op de ruimtelijke omgeving en dat er sprake is van een aanvaardbare toename van verkeers- en parkeerdruk. Uitgangspunt is dat het parkeren op eigen erf wordt opgelost.
  • Bed & Breakfast voorzieningen zijn geen zelfstandige woonfunctie. Het gebruik wordt aan het vigerende bestemmingsplan getoetst. Voor zover nodig worden initiatieven aan bouwkundige voorwaarden getoetst.
  • Bed & Breakfast voorzieningen mogen maximaal aan tien personen tegelijkertijd verblijf bieden voor beperkte aaneengesloten perioden van gebruik (circa 10 dagen).
  • Bed & Breakfast voorzieningen mogen geen onevenredige afbreuk doen aan de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen.
  • Indien ten hoogste twee kamers voor B&B worden gebruikt kan initiatiefnemer volstaan met een melding waarna burgemeester en wethouders bepalen of vergunning/vrijstelling moet worden aangevraagd.

De gemeente Emmen kan nu op basis van deze nota aanvragen om een afwijking ingevolge artikel 4.1.1,lid1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening te toetsen. Verder zal deze beleidsnota richtinggevend worden toegepast voor de adviezen aan de raad betreffende aanvragen om wijziging van het bestemmingsplan of projectbesluiten.

2.5.4 Woonbeleid

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Daarnaast is er een beperktere groeiopgave in de hoofdkernen Klazienaveen, Emmer-Compascuum en Nieuw-Amsterdam/Veenoord. In de andere kernen worden de bouwmogelijkheden, die het Provinciaal OmgevingsPlan (POP) biedt, benut. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moet kunnen wonen. Naast nieuwbouw en geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling.

Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2010 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).

2.5.5 Welstandsbeleid / beeldkwaliteitsplan (zie welstandsnota)

Een van de doelstellingen van de Woningwet is het transparanter en meer toetsbaar maken van het welstandstoezicht. Het welstandstoezicht kan alleen nog worden uitgeoefend op grond van vooraf door de gemeenteraad vastgestelde criteria.

Op 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de welstandsnota "Koers op kwaliteit" vastgesteld. Vrijwel alle bouwplannen die bij de gemeente binnenkomen worden getoetst aan ‘redelijke eisen van welstand’. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving. Een zogenaamde Welstandscommissie toetst of bouwplannen hieraan voldoen. Maar wat die ‘redelijke eisen’ zijn, is van te voren vaak niet duidelijk. Daarom is er een Welstandsnota gemaakt.

Iedereen woont graag in een omgeving die netjes is, oftewel een omgeving met ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van deze kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.

Basiscriteria

De basis welstand is van toepassing op bouwwerken en gebouwen waarbij, vooral vanuit stedenbouwkundig oogpunt, de onderlinge samenhang van het gebouw met zijn omgeving, beschouwd vanaf de openbare weg en het openbaar groen, belangrijk is. De stedenbouwkundige samenhang van complexen en straatbeelden is essentieel in deze gebieden. Het welstandsbeleid richt zich in deze gebieden op de voorkanten van bouwwerken en bouwblokken en de aan de openbare ruimte liggende zij- en achterkanten.

Criteria zijn erop gericht om de hoofdvorm van een gebouw of blok zo veel als mogelijk intact te laten. Ingrepen in een blok of in een samenhang van blokken worden beoordeeld in verhouding tot de aanpalende blokken en de stedenbouwkundige impact van de verandering in haar omgeving. Het beleid is alleen op hoofdzaken gericht en vastgelegd. In de gemeente Emmen geldt voor het overgrote deel de basis welstand, waaronder Klazienaveen. De criteria voor de basis welstand zijn:

Hoofdvorm: bij verbouw of aanbouw is het materiaalgebruik, kleurgebruik en detaillering van het bestaande bouwwerk richtinggevend.

Gevelaanzicht: de gevels van het bouwwerk, die vanuit de openbare ruimte in het zicht liggen, dienen van eenzelfde architectuur te zijn. Deze architectuurstijl past in de stijlkenmerken van de omgeving. Bij wijziging van de gevel, de kapvorm of de kleur dient de eenheid binnen en samenhang van een aaneengesloten bouwblok niet verstoord te worden.

Erfafscheidingen: bij erfafscheidingen aan de openbare weg de eenheid in bestaande oplossingen respecteren.

Hardheidscriterium: vernieuwende en afwijkende architectuur bij ver- en nieuwbouw wordt gestimuleerd en getoetst aan de criteria voor uitgebreide welstand.

Specifieke, aanvullende criteria

Het hanteren van alleen de basis criteria zou de gewenste kwaliteit van specifieke gebiedseigen of specifieke bebouwing onvoldoende ondersteunen. Daarom zijn in het welstandsgebied met de basis welstand ook specifieke criteria toegevoegd, welke het gewenste kwaliteitsbeleid voor deze bebouwing ondersteunen. Voor Nieuw-Amsterdam zijn aanvullende criteria van toepassing op een aantal bouwlinten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009020-0701_0014.png"

Uitsnede Welstandsnota Koers op kwaliteit: Lintstructuren waarvoor aanvullende welstandscriteria gelden

Ontwikkelingsgebieden met specifieke welstand, zoals beeldkwaliteitplannen

Voor een aantal ontwikkelingsgebieden geldt specifieke welstand, zoals dat geregeld kan zijn in een apart beeldkwaliteitsplan. Vooralsnog zijn er geen gebieden in aangewezen Veenoord of Nieuw-Amsterdam (stand van zaken januari 2011).