Plan: | Nieuw-Amserdam, woning Vaartweg tussn 38 en 44 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.Zaak393784-V501 |
Gevraagd wordt om medewerking aan de bouw van een woning tussen de adressen Vaartweg 38 en Vaartweg 44 te Nieuw-Amsterdam. De aanvraag is genoteerd onder Zaak 393784-2022 De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak393784--V501
Figuur 1.1: Locatie plangebied in omgeving (rode vlak).
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel dat kadastraal bekend staat als gemeente Emmen, sectie H, nummer 2807. Het perceel is gelegen aan de Vaartweg tussen de huisnummer 38 en 44 te Nieuw-Amsterdam.
Figuur 2.1: Luchtfoto met locatie (gele vlak).
Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. In de omgeving waarin het voorliggend plan Nieuw-Amserdam, woning Vaartweg tussn 38 en 44, NL.IMRO.0114.Zaak393784-V501 wordt gerealiseerd zijn vooral de thema's Wonen en Voorzieningen van belang.
Landschap
Het plangebied is gelegen binnen het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.
Het plangebied is gelegen binnen het gebied De Hondsrug. De Hondsrug is een markant en dominerend onderdeel van het Drents Plateau. Het landschappelijk contrast met het naastgelegen Hunzedal is beeldbepalend. De bijzondere geologie van de Hondsrug is de inspiratie geweest voor het ontwikkelen van een geopark. De Hondsrug is het eerste gebied in Nederland dat is erkend als UNESCO Global Geopark. Dat is een gebied met bijzondere geologische kwaliteiten en, daarmee samenhangende, cultuurhistorische en ecologische waarden.
Archeologie
De inhoudelijke kaart Archeologie geeft een overzicht van de archeologische waarden en verwachtingen die de provincie van provinciaal belang achten. In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.
Cultuurhistorie
Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe. Het plangebied is gelegen binnen het gebied Emmen en haar venen. Het generieke beleid 'respecteren' is van toepassing. Het is bedoeld om de cultuurhistorische samenhang, zoals die is vastgelegd in de hoofdstructuur, te borgen. De ambitie voor de Veenkoloniën richt zich specifiek op het zichtbaar houden van de machinale veenwinning en veenverwerking op het Amsterdamscheveld en het Bargerveen, zowel in het landschap als in de bebouwing.
Het perceel Vaartweg ong. te Nieuw-Amsterdam is gelegen binnen het bestemmingsplan Nieuw-Amsterdam en Veenoord, welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 22 december 2011. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming Wonen-Vrijstaand. Echter er is geen bouwvlak aanwezig.
Het aangevraagde is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Voorliggende ontwikkeling is niet meegenomen in het bestemmingsplan in de vorm van een bouwvlak. Middels deze procedure wordt de bouw van een woning mogelijk gemaakt.
De ontwikkeling van het bouwen van een enkele woning komt vaker voor..Om de gevraagde omgevingsvergunning te kunnen verlenen is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeeft (artikel, 2.27 Wabo, jo. artikel, 6,4 Besluit omgevingsrecht).
De Algemene verklaring van geen bedenking, vastgesteld op 28 april 2011, voorziet in de bouw van een enkele woning, tenzij de stedebouwkundige structuur niet wordt aangetast.
De Vaartweg is een oude weg waar langs een bebouwingslint is ontstaan. Het is mogelijk om op deze locatie een woning in het lint te bouwen.
Bouwen in de linten
Het perceel is op de kaart “Ontwikkeling Lintbebouwing” aangewezen als dorpsgerelateerd lint (Zie onderstaande afbeelding). Binnen deze linten is het incidenteel (max 2 woningen) opvullen van open plekken mogelijk. Uitgezonderd hiervan zijn grotere open ruimten (40 - 100m). Bij toevoegingen dient te worden aangesloten bij de stedenbouwkundige structuren van de omgeving. Onder andere dient afstemming te worden gezocht bij aspecten als de kavelbreedte, de voorgevelrooilijn en bebouwingskenmerken ten aanzien van nokrichting, bebouwingsmassa en hoogten.
Figuur 3.1: Uitsnede beleidsnota Bouwen in de Linten. Geel is een dorpsgerelateerd lint. Rode cirkel is indicatie projectgebied
De boeren van de marke van Erm hadden al voor 1850 hun gemeenschappelijke gronden verdeeld ende ontginning stamt al uit de periode voor de grootschalige hoogveenontginningen. In het gebied waar later Veenoord zou ontstaan hebben de Ermerboeren het veen vanuit het noorden ontgonnen. Ten zuiden van de latere Verlengde Hoogeveensche Vaart was het veen van betere kwaliteit. De boeren van Erm hebben het Ermerveen vergraven door middel van natte vervening (baggeren), waarbij langgerekte veenputten, petgaten, ontstonden. Het uitgebaggerde veen werd te drogen gelegd op legakkers, smalle stroken land tussen de petgaten. De gegraven gaten liepen vervolgens vol water, groeiden dicht met waterplanten waardoor opnieuw veenvorming kon plaatsvinden. Het Ermerveen is op deze wijze tot aan de grens met de marke van Dalen verveend. Al in 1910 was de vervening vrijwel voltooid. Na de vervening is een gedeelte bebost.
Hoewel niet meer zo smal als voorheen, is tot op de dag van vandaag de relatief smalle noordwest – zuidoost gerichte strookverkaveling hier nog zichtbaar. Door verdere bebossing is landschap in de loop van de vorige eeuw wat meer verdicht. Karakteristiek is ook het relatief grote aandeel van weidegronden, een landgebruik dat kenmerkend is voor (zeer) natte omstandigheden.
In 1850 werd ook de Drentsche Landontginnings Maatschappij (DLM) opgericht door een groep van kapitaalkrachtige Amsterdammers. De Drentsche Landontginnings Maatschappij was voor de ontginning van het Amsterdamsche Veld feitelijk afhankelijk van de aanleg van Zijtak. In 1862 was de aanleg van Zijtak voltooid. Nadat Zijtak het Amsterdamsche Veld had bereikt heeft de DLM ook de inrichting van het gebied aangepast. De eerder aangelegde 3e en 4e weg werd vervangen door een andere ontsluitingsweg, de latere Vaartweg. De bebouwing ontwikkelde zich langs Zijtak.
figuur 3.2 Uit "Emmen in perspectief van het landschap" onderdeel bestemmingsplan Buitengebied Emmen 2011
Cultuurhistorische Waardenkaart
Deze ontstaansgeschiedenis is vertaald in de Cultuurhistorische Waardenkaart.
De cultuurhistorische waardenkaart heeft de volgende systematiek gebaseerd op beleidskeuzes. Er is op basis van analyse gekozen voor een drietal beleidskeuzen met bijbehorend maatregelenpakket, welke afloopt naar zwaarte:
De maatregel: Beschermen van de cultuurhistorische waarden heeft betrekking op erfgoed met een zeer hoge cultuurhistorische waarde, zoals monumenten (Rijk, provincie, gemeente), monumentale en waardevolle bomen en beschermde dorpsgezichten (Rijk).
Herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang is de volgende maatregel. De soorten erfgoed waarvoor deze maatregel geldt zijn ensembles en structuren met een hoge cultuurhistorische waarde, te weten:
Ten slotte is "Respecteren en rekening mee houden" geformuleerd. Bij ontwikkelingen (bouw, verbouw, aanleg, inrichting, sloop, kap) de cultuurhistorische waarde van het object waar mogelijk behouden en versterken. De soorten erfgoed waarvoor deze maatregel geldt zijn objecten en plekken met een hoge cultuurhistorische waarde, zoals beeldbepalende bouwwerken , Canon van Emmen, inventarisatie ErfgoedNetwerk, tradities en de top vijf bewonersavonden.
Figuur 3.3: Uitnsede Cultuurhistorische Waarenkaart ter hoogte van de Vaarweg
Het plangebied heeft de gele kleur. Geel staat voor "herkenbaar houden". De veenkoloniale verkavelingsstructuur is mede ontstaan door de vervening middels kanalen en wijken. De Vaartweg is een oude verbinding door het veen. De weg is voor de structuur van belang. De rode stippen staan voor de bomen langs de Vaarweg. Deze laanbeplanting is een histoirsche lijn die behouden dient te blijven.
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing maakt onderdeel uit van een vergunning met bouwplan. Op het gevraagde bouwkavel wordt een woning met kap gebouwd, waarbij de nokrichting haaks op de weg is georiënteerd.
Figuur 3.4: Uitsnede bouwaanvraag en indicatie voorgevel.
Landschappelijke inpassing
Het bouwkavel aan de Vaartweg is ingeklemd tussen de woningen op de huisnummer 38 en op huisnummer 44. Doordat de achtertuin grens aan de tuin van de woning aan Vaartweg 44, is aan de achterzijde en zijkanten geen beplanting noodzakelijk. Aan de voorzijde is de laanbeplanting langs de Vaartweg al aanwezig. Deze beplanting is in het openbaar gebied en dient gerespecteerd te worden. Gelet op de inklemming van de locatie is niet om een landschappelijke inpassing gevraagd.
Welstandsbeleid
Bouwwerken moeten voldoen aan 'redelijke eisen van welstand'. Een welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Op 30 juni 2016 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de Welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Het plangebied is gelegen in een gebied waarvoor het welstandsniveau 'hoog' geldt. De kern Nieuw-Amsterdam en dorpsrand Vaartweg is kenmerkend voor het ontstaan van veendorpen en linten. Vanaf wegen en kanalen is het veengebied in cultuur gebracht en zijn in de loop van de tijd dorpen ontstaan. De oorspronkelijke lintbebouwing is nog veelal tot in het centrum van het dorp aanwezig. De samenhang in de linten is met name te vinden in de ritmiek van bouwmassa’s van één tot twee lagen met kap. De oude lintbebouwing loopt veelal nog door tot in de dorpen en geeft een herkenbare houvast aan de oorspronkelijke structuur.
Het plangebied is in de welstandsnota aangemerkt als welstandsluw.
Parkeren
Ook bij deze woning dient parkeren op eigen erf te worden gerealiseerd. Gelet op het feit dat sprake is van een vrijstaande woning, is het mogelijk om een oprit te realiseren waar de auto's geparkeerd kunnen worden.
De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.
Het perceel is volgens de archeologische beleidsadvieskaart gelegen in een gebied met middelhoge archeologische waarden op de beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen.
figuur 4.1: Waarde - archeologie 4: Gebieden met middelhoge archeologische waarden
Gebieden gecategoriseerd als Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 4 zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw, landschappelijke kenmerken en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Voor gebieden aangeduid met Waarde - Archeologie 4 is algemeen aanvaard dat een minimumoppervlak voor bodemverstoringen geldt van 1000 m2 en een bouwvoordiepte van 30 cm (30 cm + 10 cm principe). Voor deze waarde geldt geen drainageverbod.
De werkzaamheden die gaan plaatsvinden in het plangebied houden in de mogelijkheid tot woningen en bijgebouwen van maximaal 250 m2 (kleiner dan 1000 m2). Om die reden is nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).
De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.
Soortenbescherming
Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:
Houtopstanden
In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.
Plangebied
Het perceel wordt gebruikt voor tuin dan wel weiland. Gelet op het huidige gebruik van het perceel en de geldende woonbestemming is het uitvoeren van een flora- en fauna onderzoek niet noodzakelijk geacht. Het plangebied is daarnaast niet gelegen in of nabij een gebied waarop gebiedsbeschermingsregels van toepassing zijn. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor het plan.
Zorgplicht
Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:
de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot beginaugustus) dient plaats te vinden;
een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
(wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.
In voorliggend bouwplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.
De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.
De bouwaanvraag betreft het bouwen van een woning. Het gebied bevat geen locaties die voor wat betreft bodemverontreiniging verdacht zijn (historisch verdacht als gevolg van in het verleden uitgevoerde bodembedreigende activiteiten). Ook bevat het gebied geen locaties waar de milieukundige bodemkwaliteit is onderzocht en geconstateerd is of de locaties verontreinigd zijn. Tot slot zijn geen locaties bekend waar ondergrondse tanks aanwezig zijn danwel aanwezig zijn geweest.
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
Voor het plangebied is mogelijk alleen wegverkeerslawaai relevant. Het plangebied is niet gelegen binnen zones van spoorwegen of industrieterreinen.
De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Conform de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 32 lid 2 Wgh zijn de onderstaande wegen hiervan uitgezonderd:
De maximum snelheid op de Vaartweg is 30 km per uur. Voor dit bestemmingsplan is er geen noodzaak tot het uitvoeren van akoestisch onderzoek.
De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOx en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning.
Het plangebied en de omgeving is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven. Er zijn binnen en in de nabijheid van het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen.
Daarnaast is plangebied en de omgeving geïnventariseerd op de aanwezigheid van buisleidingen. Er zijn binnen en in de nabijheid van het plangebied geen buisleidingen gelegen die van invloed kunnen zijn op de realisatie van een vrijstaande woning binnen het plangebied.
Ten slotte bevinden zich in nabijheid van het plangebied geen hoogspanningslijnen en ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen.
Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes en buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid.
Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling aan de Boslaan is ingericht en of fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied. Vooraf is dan ook geen contact gezocht met het waterschap.
Het perceel liggt in het stroomgebied Rijn- Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Velt en Vecht en in het waterplan van de gemeente Emmen.
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Op deze manier wordt waar mogelijk geprobeerd extra ruimte voor water te maken. Ook wordt om wateroverlast te voorkomen naar extra afvoermogelijkheden gezocht.
Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan nauwelijks toe. In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater.
Riolering
Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een gemengd rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gemengd' en vervolgens gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.
Het rioolstelsel aansluitend op het plangebied is uitgevoerd als een gemengd rioolstelsel. Het DWA vuilwaterrioolstelsel voldoet aan de eisen. Er zijn geen hydraulische knelpunten bekend. De woning kan worden aangesloten op het bestaande rioolstelsel.
Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Op 17 mei 2023 is de digitale watertoets uitgevoerd. Gebleken is dat sprake is van een korte procedure. De samenvatting is opgenomen in bijlage . Vooraf is derhalve geen contact geweest met het waterschap.
Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.
De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op PM <datum> gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant.
Met ingang van <datum> heeft het ontwerp van de vergunning met het ontwerp van de verklaring van geen bedenking voor zes weken voor een ieder ter inzage liggen. Gedurende deze termijn zijn <wel/geen> zienswijzen ingediend.
Bij de inpassing van de woning dient sprake te zijn van een stedenbouwkundig-, landschappelijk- en milieutechnisch inpasbare situatie. Voor wat betreft het landschappelijke dient rekening te worden gehouden met de voorkomende kenmerken. Het aanvraag is in strijd met het bestemmingsplan. Daartoe is een aanvraag gedaan tot een WABO-vergunning in strijd met het bestemmingsplan.
De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.