Door Mts. Striper is een gefaseerde aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het uitbreiden van het varkenshouderijbedrijf Europaweg 263 te Nieuw-Schoonebeek met een stal en wijzigen van een milieu-inrichting. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen milieu en strijdigheid met het bestemmingsplan.
De ontwikkeling is om meerdere redenen noodzakelijk. Na uitbreiding ontstaat, in combinatie met de bedrijfslocatie Europaweg 265, een bedrijf voor een volwaardige arbeidskracht. Daarnaast kan na schaalvergroting voldaan worden aan de dierwelzijnseisen uit het Besluit Huisvesting en het Varkensbesluit en aan de milieueisen uit de Wet Geurhinder en Veehouderij. De landschappelijke inpassing is geborgd. Om deze redenen kan medewerking worden verleend aan de gevraagde omgevingsvergunning.
De aanvraag is genoteerd onder zaaknummer 10927. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.2012044-0701.
Afbeelding 1: Locatie plangebied in omgeving (rode vierhoek)
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel Europaweg 263 te Nieuw-Schoonebeek. De aanvraag betreft een uitbreiding van het bedrijf met een stal. Het perceel is gelegen aan de Europaweg, aan de doorgaande route tussen het dorp Nieuw-Schoonebeek en de Duitse grens.
De meest nabijgelegen woning van derden (Europaweg 261a) bevindt zich op ongeveer 110 m van de te bouwen stal.
Afbeelding 2: Luchtfoto met kadastrale grenzen. In rood indicatief de voorgenomen staluitbreiding
Er is voor de locatie Europaweg 263 in 1974 een oprichtingsvergunning verleend voor een melkrundvee- en vleesvarkenshouderij. Op 15 september 1994 is deze vergunning geactualiseerd. Op grond van de geactualiseerde milieuvergunning mogen op het bedrijf 830 vleesvarkens worden gehouden.
De structuurvisie "Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef" is 24 september 2009 vastgesteld. Het is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities zoals die zijn gesteld in de Strategienota Emmen 2020.
De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt (wanneer relevant voor het plan):
Landschap
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.
Werken:
De koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op alternatieven.
Verder wordt aangegeven dat de belangrijkste uitgangspunten en ontwikkelingsprincipes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen bestaan uit:
In de Structuurvisie wordt landbouw aangewezen als drager van het landschap. In de grootschalige gebieden krijgt de landbouw voldoende mogelijkheden om op te schalen. Nieuwbouw c.q. vestiging in de als waardevol aangemerkte open ruimte is in principe alleen mogelijk indien er een ruimtelijke en economische meerwaarde is.
De Structuurvisie gaat uit van een lagenbenadering. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden. Het plangebied ligt binnen "Deelgebied D (de zuidrand)". De zuidrand van de gemeente kenmerkt zich door kleinschalig landschap, met veel grasland en de aanwezigheid van natuurwaarden (Bargerveen, Schoonebeekerdiep). Landbouw gaat hier samen op met recreatie, natuur en landelijk wonen. Functie verruiming c.q.multifunctionaliteit staat hier voorop. Bijzonder aandachtspunt vormt de zone rondom het Bargerveen. De natuurfunctie is gebaat bij een andere waterstand dan de agrarische functie.
De gemeente Emmen heeft een aantal jaren geleden geconstateerd dat de intensieve veehouderijen in haar gemeente tegen de grens aanliepen van het ruimtelijk beleid. Door allerhande marktontwikkelingen is er sprake van een schaalvergroting bij de intensieve veehouderijen. Het ruimtelijke kader kon deze schaalvergroting niet accorderen.
De gemeente Emmen heeft daarop de Beleidsnotitie ‘Verruiming Agrarische Bouwpercelen Intensieve Veehouderijen’ opgesteld, door de gemeenteraad vastgesteld op 27 september 2007. In de notitie heeft de raad het kader aangegeven waaraan getoetst dient te worden, om medewerking te kunnen verlenen aan uitbreiding van stallen ten behoeve van de intensieve veehouderij.
Binnen het landschap van de randveenontginningen "Schoonebeek - Nieuw-Schoonebeek" kan de oppervlakte van een agrarisch bouwperceel vergroot worden naar 1,5 ha. Van dit bouwperceel mag maximaal 10.000 m2 bebouwd worden met stallen. Hierbij moet sprake zijn van een gebleken noodzaak.
Aspecten waar concrete verzoeken tot verruiming aan afgewogen moeten worden zijn:
Bestemming
De locatie heeft binnen het bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Schoonebeek" de bestemming “Agrarisch bedrijf” binnen de gebiedsbestemming "Randveenontginningen Nieuw-Schoonebeek". deze bestemming wordt het volgende (van toepassing zijnde op het plan) bepaald.
Het plan is in strijd met het bestemmingsplan aangezien het gewenst is de oppervlakte van gebouwen t.b.v. fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee uit te breiden met meer dan 500 m2. Tevens past het bouwplan niet binnen een aaneengesloten oppervlak van 1 ha.
Ontwerp bestemmingsplan Buitengbied
Het ontwrep bestemmingsplan Buitengebied gemeente Emmen heeft vanaf 4 juli 2012 voor 6 weken ter inzage gelegen. Het plan is passend binnen de beleidsmatige uitzgangspunten tot vergroting van het bouwperceel en het staloppervlak.
De aanvraag past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie "Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef", de beleidsnotitie "Verruiming bouwpercelen intensieve veehouderij" en het ontwerp bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Emmen".
De uitbreiding van het bedrijf vindt plaats om meerdere redenen. Na uitbreiding ontstaat, in combinatie met de bedrijfslocatie Europaweg 265, een varkenshouderijbedrijf voor één volwaardige arbeidskracht. Daarnaast kan na schaalvergroting voldaan worden aan de dierwelzijnseisen en aan milieueisen. Om deze redenen kan medewerking worden verleend aan de gevraagde omgevingsvergunning.
De bestaande oppervlakte stallen (563 m2) wordt bij realisatie van de aanvraag met ca. 3.250 m2 uitgebreid, waarna het totale staloppervlak ca. 4.000 m2 zal gaan bedragen. De maximale hoogte van de stal bedraagt 12 m.
Ruimtelijk gezien is de vergroting met een stal op de voorgestelde wijze inpasbaar. Er wordt op een compacte wijze aangesloten op de bestaande bedrijfsbebouwing. De bestaande beplantingssingel op het erf wordt gerespecteerd. De kaprichting van de stal sluit aan bij de verkavelingsstructuur van het landschap en de overige bebouwing in de omgeving.
Om het bouwplan in te passen binnen het landschap wordt beplanting aan het erf toegevoegd. Hiervoor is een voorstel tot landschappelijke inpassing opgesteld door Groenmaat Hoveniersbedrijf. Dit voorstel is opgenomen in
In de regels van de omgevingsvergunning is bepaald dat de groenstrook moet worden aangelegd en in stand gehouden.
Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.
Het plangebied heeft deels een lage en deels een middelhoge verwachting op de concept archeologische beleidsadvieskaart. De geplande bodemingrepen in het deel met een middelhoge verwachtingswaarde overschrijden de hier gestelde vrijstellingseisen van 1000 m2 en 30 cm diepte. Een archeologisch onderzoek is voor dit deel daarom noodzakelijk.
Dit onderzoek is uitgevoerd door RAAP. De resultaten van het onderzoek geven een aanleiding om archeologisch maatregelen aan te bevelen. Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, moet hiervan direct melding worden gemaakt bij de bevoegde overheid.
Het door RAAP opgestelde onderzoek is opgenomen in
De Flora- en Faunawet is in werking getreden op 1 april 2002. Op grond van de wet geldt een algemeen verbod voor het verwijderen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.
Door EcoGroen Advies BV is een quickscan natuurtoets uitgevoerd. De consequenties van de aanvraag op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst. Naar aanleiding van de constateringen ter plaatse worden een aantal vervolgstappen en mitigerende maatregelen aanbevolen.
Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren dienen te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door het werk te starten voor het broedseizoen. Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfsplaatsen van enkele algemene en laag beschermde amfibieën en kleine zoogdieren verloren gaan. Start van de uitvoering in de maanden september / oktober levert over het algemeen de minste schade op voor deze soorten, dit betreft namelijk de periode buiten de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode.
Het door EcoGroen Advies BV opgestelde onderzoek is opgenomen in
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv is gebaseerd op een geurverspreidingsmodel. Het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning, waarmee de verspreiding van de geurhinder in de omgeving van een veehouderij moet worden berekend, maakt onderdeel uit van de Wgv.
Op grond van de Wgv geldt op grond van artikel 3, voor geurgevoelige objecten buiten een concentratiegebied, gelegen binnen de bebouwde kom, een geurbelastingsnorm van maximaal 2,0 odour units per kubieke meter lucht. Voor geurgevoelige objecten buiten een concentratiegebied, gelegen buiten de bebouwde kom, dient een norm van maximaal 8,0 odour units per kubieke meter lucht te worden gehanteerd. Voor bedrijfswoningen van naburige veehouderijen geldt een vaste afstandseis van 50 meter. Uit de bij de aanvraag gevoegde verspreidingsberekening blijkt dat ter plaatse van de woningen van derden kan worden voldaan aan de geurnorm van 2 resp. 8 odeur eenheden per kubieke meter lucht.
De cumulatieve geurhinder op omliggende woningen neemt bij realisatie van het plan voor de meeste omliggende woningen af. Alleen op de agrarische bedrijfswoning Europaweg 259 neemt de belasting iets toe. De berekende waarde 17,0 leidt niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Op basis van actuele jurisprudentie wordt de cumulatieve geurhindertoets op agrarische bedrijfswoningen terughoudend toegepast. Ten aanzien van het aspect cumulatieve geurhinder zijn er geen belemmeringen om de gevraagde vergunning te verlenen.
De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) is op 8 mei 2002 in werking getreden. De bijbehorende Regeling ammoniak en veehouderij (Rav) is eveneens op 8 mei 2002 in werking getreden. De Wav maakt voor wat betreft de gevolgen van de ammoniakemissie uit veehouderijen onderscheid tussen bedrijven binnen 250 meter van een kwetsbaar gebied en bedrijven daarbuiten.
Binnen de zone van 250 meter rondom een kwetsbaar gebied geldt een vestiging- en uitbreidingsverbod en een emissieplafond. Buiten de zone van 250 meter rondom een kwetsbaar gebied worden geen eisen aan het niveau van de ammoniakemissie en depositie gesteld.
Het bedrijf ligt op meer dan 250 meter van een bosgebied dat is aangewezen als kwetsbaar gebied. De aanvraag is daarom in overeenstemming met de Wav.Door het aanpassen van de stallen neemt de ammoniakemissie af.
De geluidbelasting is getoetst aan de 'Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (VROM, 1998)', verder te noemen de 'Handreiking'. De Handreiking is opgesteld als hulpmiddel bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai.
Gelet op de aard en bedrijfsduur van de geluidrelevante activiteiten alsmede de afstand tot woningen van derden kan worden voldaan aan de gestelde geluidswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Het is in de jurisprudentie inmiddels regelmatig geaccepteerd dat ontheffing kan worden verleend om maximaal 12 maal per jaar activiteiten uit te voeren die meer geluid veroorzaken dan de geluidsgrenzen voor de Representatieve bedrijfssituatie uit de vergunning.
De indirecte hinder als gevolg van het wegverkeer van en naar de inrichting wordt getoetst aan de circulaire 'Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de vergunningverlening op basis van de Wet milieubeheer' van 29 februari 1996. Volgens de Circulaire kan de beoordeling van de indirecte hinder als gevolg van het aan- en afrijden van gemotoriseerd verkeer achterwege worden gelaten indien het verkeer van en naar de inrichting niet is te onderscheiden van het heersende verkeersbeeld zonder de aanwezigheid van de inrichting. Al het inrichtingsgebonden verkeer zal ter hoogte van relevante woningen in het heersend verkeersbeeld zijn opgenomen. De geluidbelasting ten gevolge van de indirecte hinder is daarom niet in de vergunningsvoorschriften opgenomen.
De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Voor de veehouderij zijn voor de diverse diersoorten en stalsystemen specifieke emissiefactoren vastgesteld. Voor agrarische bedrijven is met name de emissie van fijnstof relevant.
Met behulp van het verspreidingsprogramma ISL3a is een berekening van de fijnstofemissie gemaakt. Uit de berekening blijkt, dat de gestelde grenswaarde ten aanzien van fijnstof niet wordt overschreden.
MER
De voorgenomen activiteit heeft betrekking op de nieuwbouw van een stal voor 2976 vleesvarkens. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage 1994 dient bij een activiteit van een dergelijke omvang door het bevoegd gezag beoordeeld te worden of een milieueffectrapport (Project MER) gemaakt moet worden met het oog op de aan te vragen vergunning(-en).
Het college van burgemeester en wethouders van Emmen heeft na een beoordeling van de aangeleverde gegevens besloten dat geen sprake is van een activiteit, waarvoor vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
Het besluit is gepubliceerd op 19 april 2011 en heeft vervolgens voor zes weken ter inzage gelegen. Tegen het besluit zijn geen zienswijzen ingediend. De publicatie is opgenomen in
PlanMER
Voor de omgevingsvergunning geldt alleen een Project-MERplicht (of een MER). Een PlanMER is dus in het kader van de aanvraag niet aan de orde.
Voor het plan in een verzoek om een verklaring van geen bedenkingen (VVGB) aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van de Provincie Drenthe. Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat er geen bedenkingen zijn tegen het verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning. De VVGB kan worden afgegeven.
De verklaring van GS is op 8 mei 2013 verleend en opgenomen in
In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van het plangebied is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale regelingen voor het plangebied gelden. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen.
Het bouwperceel valt binnen het beheersgebied van het waterschap Velt en Vecht. In augustus 2012 heeft overleg plaatsgevonden tussen de aanvrager en het waterschap door het aanvragen van de watertoets. Uitgangspunt is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan toe. In de watertoets wordt uitgegaan van een toename van het verharde oppervlak van ca. 3.500 m2.
Om wateroverlast in gebouwen te voorkomen adviseert het waterschap om voor een vloerpeil te kiezen die tenminste 30 centimeter boven de weg ligt.
Bedrijfsafvalwater
Het bedrijf loost geen bedrijfsafvalwater op de gemeentelijke riolering. Afvalwater uit stallen wordt geloosd op een bezinkput.
Hemelwater
Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is erop gericht het hemelwater af te koppelen van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Voor lozing van het hemelwater dient in principe waterberging op eigen terrein gerealiseerd te worden. Als regel wordt genomen dat 10% van het te verharden oppervlak moet worden ingericht voor hemelwaterberging.
Voor dit plan dient circa 350 m3 waterberging worden aangelegd. Dit wordt gerealiseerd door de aanleg en verbreding van sloten op het erf. De loctaie is te zien op het beplantingsplan uit
Voor dit plan is het Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij (LOTV) van toepassing. Het LOTV bepaalt dat het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (hemel)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) voorkomen moet worden.
Het rechtstreeks afstromen van verontreinigd (hemel)water van het verharde erf naar het oppervlaktewater (=erfafspoelwater) moet voorkomen worden. Het erf dient veegschoon te zijn en het reinigingen van materialen, trailers, vee en dergelijke op een aparte spoelplaats dient plaats te vinden.
Bij de inrichting van de sleufsilo (kuilopslag) dienen er maatregelen genomen worden tegen vrijkomende perssappen. Perssappen zijn zeer zuur en zijn schadelijk voor het milieu. Perssappen mogen niet afstromen naar het oppervlaktewater. De perssappen moeten worden afgevoerd naar de kelder of een opslagtank.
De aanvrager heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente op de hoogte gesteld van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
De uitgangspuntennotitie van het Waterschap Velt en Vecht met de reactie van het Waterschap is opgenomen in
Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.
De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten is op 19 februari 2013 gepubliceerd in de Zuidoosthoeker en de Staatscourant (zie
Gedurende de termijn is er één zienswijze ingediend, namens de adviseur van de aanvrager. Tevens heeft de provincie Drenthe een reactie op het plan gegeven (zie
De defibitieve vervklaring van geen bedenkingen in het kader van de Natuurbeschermingswet is op 8 mei 2013 verleend
De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd.
Planschade kan bij realisatie van dit plan op voorhand niet geheel worden uitgesloten. Om deze reden is aan planschaderisico overeenkomst gesloten met de aanvrager.